4 Plaatjes 1 Woord 4 letterwoorden
De antwoorden van 4 Plaatjes 1 Woord 4 letterwoorden staan hieronder voor je klaar! Alle antwoorden zijn met zorg samengesteld. Zoek je een ander antwoord, bekijk dan ook de overzichtspagina van 4 Plaatjes 1 Woord
Antwoorden 4 Plaatjes 1 Woord 4 letterwoorden:
AUTO (band, uitlaatgassen, stuur, motor)
BAND (lint, optreden, samen, boeken)
BANG (eng, bang, verlegen, schrikken)
BANK (geld, bank, gewichten, strand)
BEER (teddybeer, ijsbeer, panda, afdruk)
BLAD (bladeren, boek, kalender, krant)
BLIK (ton, energy, openen, kapot)
BOER (boer, tekenfilm, kat, kaarten)
BOOM (blad, schors, lucht, scheur)
BORD (stop, schoolbord, etensbord, dambord)
BRUG (doolhof, touwbrug, londen, autobrug)
CODE (streepjescode, slot, zwart, virus)
COOL (stoer, mode, ijsblokjes, drinken)
DIEP (oceaan, zee, nacht, water)
DRUK (concert, menigte, fotograven, feest)
GEEL (natuur, postbode, bijen, auto)
GLAS (water, glasblazer, ruitenwisser, ramen)
GOED (vinkje, was, goedje, wasmand)
HARD (luidspreker, stenen, walnoot, sixpack)
HEET (vuur, vulkaan, hond, sauna)
HOOG (toren, flat, bergen, skyscraper)
HOOP (mappen, plantje, handen, witte duif)
HUID (smeren, massage, vet, lichaam)
HUIS (timmerman, voordeur, dakkapel, woonkamer)
INKT (balpen, printer, inkt cartridge, spoor)
KANT (tafel, figuur, lingerie, afdalen)
KOOL (kolen, steenkool, bloemkool, spitskool)
KOUD (iglo, ijsblokje, ijsje, vrouw)
KRUL (rood, krullen, blond, film)
LANG (rekken, file, nagels, giraffe)
LEEG (etentje, kooi, bioscoop, kamer)
LIJN (start, papier, waslijn, weg)
LOOP (wandelen, schieten, richten, hiken)
LUID (hond, luidspreker, optreden, huilen)
MAAT (meetlint, duimen, pak, verbaast)
MEER (bergen, vijver, ijsco, spaarvarken)
MUIS (computermuis, kaas, muizenklem)
NAAR (WC, wereldbol, stinken, boos)
NIET (nietjes, stoppen, verboden, roken)
OLIE (olie, druiven, massage)
OPEN (oog, boek, opener, blik)
PAAR (hamburgers, schoenen, lieveheersbeestjes, sokken)
PIER (worm, stijger, schip, haven)
PLAN (lijstje, plannen, schema, denken)
POND (geld, maat, engeland, weegschaal)
PUNK (gothic, emo, punk, muziek)
PUNT (score, potlood, website)
RAAM (zemen, trekken, sluiten, paard, ruiten)
RAUW (vis, ei, vlees, salade)
REUK (neus, geur, parfum, zonnebloem)
RIJK (geld, auto, goud, kantoor)
RING (boksen, boxen, trouwring, trouwen)
RITS (geheim, jas, appel, ritsen)
ROER (mixer, sturen, peddels, proefje)
ROND (wereld, basketbal, buik, zwanger)
ROOD (clown, bloed, druiven, haar)
ROOK (witte rook, sigaret, roken, sigaar)
ROOS (rozen, blazoen, wijn)
ROZE (baby, bloemen, pony, pink)
SLIP (glad, ijs, onderbroek, lingerie)
SLOT (politie, sleutel, ketting, spoor, kasteel)
SMAL (klein, deur, gang, paadje)
SPEL (jenga, schaken, voetbal, gamen)
STEEN (muur, kiezels, stenen, diamant)
STEM (schreeuwen, smiley, stemmen, zingen)
STER (sterren, rode loper, hemel, VIP)
STIL (fluisteren, slapen, donker, geheim)
STOP (stoplicht, verboden, roken, dokter)
STRIK (stropdas, strikje, strikken, veters)
TAND (tandpasta, tandenborstel, tanden, tandenfee)
TENT (vakantie, circus, wigwam)
TIJD (klok, agenda, 2013, familie)
TOUW (touwtje springen, hijskraan, afdalen)
TRAP (corner, judo, omhaal, trap)
VEEL (foto’s, stoelen, vlaggen, menigte)
VEER (veer, pond, boot)
VERS (sap, fruit, schrijven, inkt)
VIES (varken, modder, wasmachine)
WARM (sokken, knuffel, mok, das)
WEER (zonnebloem, bliksem, sneeuw, regen)
WIJD (trekken, rivier, containerschip, uitrekken)
WIJN: wijnfles, druiven, kurk, pakket)
WRAK (auto, vliegtuig, boot, schip)
ZAND (strand, duinen, zandkasteel, zand)
ZOET (lolly, chocolade, snoep, suiker)
ZOUT (vis, chips, zee)
ZUUR (citroen, kersen)